LES 7: Ik zie alleen het verleden.

LES 7

 

Ik zie alleen het verleden.

 

1. Dit idee is in eerste instantie bijzonder moeilijk te geloven. Toch vormt het de grondslag voor al de voorgaande.

 

Het is de reden waarom niets wat jij ziet iets betekent.

 

Het is de reden waarom jij alles wat je ziet alle betekenis gegeven hebt die het voor jou heeft.

 

Het is de reden waarom jij niets begrijpt wat je ziet.

 

Het is de reden waarom jouw gedachten niets betekenen en waarom ze net zijn als de dingen die je ziet.

 

Het is de reden waarom jij nooit onvrede voelt om de reden die je denkt.

 

Het is de reden waarom jij onvrede voelt omdat je iets ziet wat er niet is.

 

2. Oude ideeën over tijd zijn bijzonder moeilijk te veranderen, omdat alles waarin je gelooft geworteld is in de tijd en steunt op het feit dat je deze nieuwe denkbeelden hierover niet leert. En dat is nu precies de reden waarom je nieuwe ideeën over tijd nodig hebt. Dit eerste tijd‑idee is niet echt zo vreemd als het in eerste instantie mag klinken.

3. Kijk bijvoorbeeld eens naar een kopje. Zie je een kopje, of kijk je alleen opnieuw naar je vroegere ervaringen met het oppakken van een kopje, dorst hebben, uit een kopje drinken, de rand van een kopje tegen je lippen voelen, ontbijten, enzovoort? En zijn niet ook je esthetische reacties op het kopje gebaseerd op vroegere ervaringen? Hoe kun je anders weten of dit soort kopje al dan niet zal breken, als je het laat vallen? Wat weet jij van dit kopje behalve wat je in het verleden geleerd hebt? Je zou geen flauw idee hebben van wat dit kopje is, als je dat niet in het verleden had geleerd. Zie jij het dan ook echt?

4. Kijk om je heen. Dit geldt voor alles waar je naar kijkt evengoed. Erken dit, door het idee van vandaag zonder onderscheid toe te passen op alles wat je blik vangt. Bijvoorbeeld:

 

Ik zie alleen het verleden in dit potlood.

Ik zie alleen het verleden in deze schoen.

Ik zie alleen het verleden in deze hand.

Ik zie alleen het verleden in dat lichaam.

Ik zie alleen het verleden in dat gezicht.

 

5. Blijf niet bij één ding in het bijzonder stilstaan, maar denk eraan niets uitdrukkelijk weg te laten. Werp een korte blik op elk voorwerp en ga dan naar het volgende. Drie of vier oefenperioden, die elk een minuutje duren, kunnen volstaan.