LES 52
De herhaling van vandaag omvat deze ideeën:
1. (6) Ik voel onvrede omdat ik zie wat er niet is.
De werkelijkheid is nooit angstaanjagend. Ze kan onmogelijk mijn vrede verstoren. Werkelijkheid brengt louter volmaakte vrede. Wanneer ik onvrede voel, komt dat altijd doordat ik de werkelijkheid heb vervangen door illusies die ik zelf verzonnen heb. Die illusies verstoren mijn vrede, omdat ik ze werkelijkheid heb verleend en ik daardoor de werkelijkheid als een illusie beschouw. Niets in Gods schepping wordt ook maar enigszins door deze verwarring van mij beïnvloed. Ik raak altijd mijn vrede kwijt om niets.
2. (7) Ik zie alleen het verleden.
Wanneer ik om me heen kijk, veroordeel ik de wereld waarnaar ik kijk. Ik noem dit zien. Ik reken alles en iedereen het verleden aan, en maak ze tot mijn vijand. Wanneer ik mezelf vergeven heb en me herinner Wie ik ben, zal ik wie of wat ik maar zie, zegenen. Er zal geen verleden zijn en daarom ook geen vijand. En ik zal met liefde kijken naar alles wat ik eerst niet zag.
3. (8) Mijn denkgeest is voortdurend bezig met voorbije gedachten.
Ik zie alleen mijn eigen gedachten, en mijn denkgeest is voortdurend bezig met het verleden. Wat kan ik dan zien zoals het is? Laat me eraan denken dat ik naar het verleden kijk om te voorkomen dat het heden in mijn denkgeest daagt. Laat me begrijpen dat ik de tijd probeer te gebruiken tegen God. Laat me leren het verleden los te laten, in het besef dat ik zodoende niets opgeef.
4. (9) Ik zie niets zoals het nu is.
Als ik niets zie zoals het nu is, kan inderdaad gezegd worden dat ik niets zie. Ik kan alleen zien wat nu is. De keuze is niet het verleden of het heden zien, de keuze is slechts: zien of niet zien. Wat ik verkoos te zien, heeft me mijn visie gekost. Nu wil ik opnieuw kiezen, opdat ik kan zien.
5. (10) Mijn gedachten betekenen niets.
Ik heb geen privé‑gedachten. Toch ben ik me alleen van privé‑gedachten bewust. Wat kunnen deze gedachten betekenen? Ze bestaan niet en dus betekenen ze niets. Toch is mijn denkgeest deel van de schepping en deel van haar Schepper. Wil ik mij niet liever aansluiten bij het denken van het universum dan alles wat echt het mijne is te verdoezelen met mijn armzalige, betekenisloze `privé‑gedachten’?